Na de speculaas zei Marc dat hij nog even naar het strand wilde en ging weer naar buiten. Ik wilde ook wel, maar begaf me eerst naar de eet- en slaapvertrekken op een ander gedeelte van het terrein, om fototoestel en kijker te pakken en om de vetgeworden glazen van mijn bril wat op te poetsen. Ik kon immers niet weten wat ik aan zou kunnen gaan treffen op een mistige, winterse dag als deze.
Toen ik het duinpad beklom, kwam Marc me juist tegemoet. We groetten elkaar kort. Het kortstondige bezoek had hem zichtbaar goed gedaan.
Op het strand aangekomen, zag ik dat het er nog mistiger was dan achter het duin. Het uiteinde van de pier was nog net zichtbaar. Er heerste een vredige windstilte en ik was totaal alleen. Ik liep de pier op. De geheimzinnige leegte omvatte me, tot er plotseling, enkele meters in zee, een reusachtige zeehondenkop opdook. Het beest nam me een tiental seconden op met een rustige blik. Er klonk een onspannen en tevreden snuiven. De zeehond zwom nog een stukje voor de pier langs en dook weer onder.
Terug in de Bolder deed ik mijn verslag en sprak daarbij van een bijna Mystieke ervaring. Men was onder de indruk.
‘s Avonds bij de maaltijd, toen Suus alweer op de boot naar huis zat, vertelde Marc hoe hij die middag naar zee liep, erin waterde en daarna linea recta zijn weg terug nam. De handeling had hem, op een stoutmoedige en jongensachtige manier, goed gedaan. We lachten erom, maar de mededeling vertroebelde tegelijkertijd de herinnering aan mijn bijna mystieke ervaring. Al met al een gezonde, ontnuchterende wending.
(Ik weet ook niet wat me bezielde; misschien de geest van Wim T., -m)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten